Hoe de landbouw veranderde in één generatie

Mijn vader, die onlangs op 87-jarige leeftijd is overleden, groeide op in een arm boerenarbeidersgezin. Het verschil tussen rijke boeren en hun arme arbeiders was schrijnend in het Zeeuwse Walcheren. Dat mijn vader later zelf, samen met zijn broer, een eigen bloembollenbedrijf begon en daar een goede boterham mee verdiende, heeft hem altijd verwonderd en dankbaar gestemd.

 

Modernisering en mechanisatie

De bloembollenteelt veranderde razendsnel. Mijn vader liet rond 1970 een loods bouwen voor droog- en bewaarcellen voor bloembollen, met ook een elektronische telmachine. Voor die tijd was het een modern bedrijf, waar een reportage in een bloembollenvakblad aan werd gewijd. Toch is op oude foto’s te zien dat familieleden nog handmatig bloembollen pellen. Dat kun je je toch bijna niet meer voorstellen als je nu bij een tulpen- of gladiolenteler komt?

Begin jaren ’80 investeerden veel bloembollentelers in betere mechanisatie voor het planten en met name het oogsten. Op het bedrijf van mijn vader kwam ook een pelmachine voor gladiolen. In de periode dat de nettenteelt voor tulpen opkwam en enorme schaalvergroting en concurrentie optrad in de gladiolenteelt stopte hij met zijn bedrijf, het was 1992. In die tijd was het kiezen tussen grote investeringen doen of stoppen… Hij heeft nooit spijt gehad van zijn keus.

De mechanisatie deed zijn intrede dus gedurende het werkzame leven van mijn vader. Zijn grote handen waren getekend door het vele handwerk. Als jongeman spitte hij nog de hoeken van de kopakkers bij boeren, of rooide hij de hoeken van percelen met de hand. Ik ben opgegroeid met de Massey Ferguson 135, en toen er een MF 165 kwam was dat voor mij een grote trekker. Een akkerbouwer in de buurt kocht rond 1990 een trekker van 100 pk, dat was helemaal bijzonder. Kijk nu maar eens bij een gemiddeld akkerbouwbedrijf: een lichte trekker is minstens 100 pk.

Zelfvoorziening en kringlopen

Niet alleen de mechanisatie nam een vlucht, we zijn ook heel anders gaan leven. Arbeiders hadden rond de Tweede Wereldoorlog nog een grote groentetuin, wat fruitbomen en -struiken, een geit (de koe van de armen) en één of twee varkens. Die tuin en die dieren waren geen hobby: veel arbeiders maakten zes lange dagen per week en vrouwen werkten, naast het runnen van een groot gezin, soms ook nog buiten de deur. Mijn oma bakte ook zelf brood, want brood bij de bakker was veel te duur. Je eigen voedsel produceren was noodzakelijk voor het levensonderhoud.

Mijn vader groeide dus op met het eten dat zijn ouders zelf produceerden. Misschien leerde hij ons daarom alles te eten wat ons werd voorgezet, en daar dankbaar voor te zijn. En de etensresten? Die gingen naar de geit en de varkens, een dankbare bestemming. Het verhaal gaat dat mijn vader als kind de witte geit de restjes rode bieten uit de pan gaf, met voorspelbare gevolgen voor het uiterlijk van het beest.

Maatschappelijke veranderingen

De wereld is sinds die tijd onherkenbaar veranderd. Vrijwel iedereen in Nederland heeft voldoende te eten, kan dat eten gewoon kopen in de winkel en is niet meer afhankelijk van eigen productie. De landbouw produceert dat voedsel ook heel anders: er komt nauwelijks meer handwerk aan te pas, niet van arbeiders, maar ook niet van de boer zelf. Op tafel is Hollandse kost (vaak uit het seizoen) vervangen door wereldgerechten. Mogelijk gemaakt door de import van voedsel van over de hele wereld. Onze boeren produceren omgekeerd ook hoogwaardig voedsel wat deels buiten Nederland wordt geconsumeerd. En om bij de veranderingen wat cijfers te noemen: In het geboortejaar van mijn vader (1934) waren er ruim acht miljoen Nederlanders, 87 jaar later ruim zeventien miljoen. Het aantal landbouwbedrijven in 1934 is niet bekend bij het CBS, maar in 1950 waren er 410.000 landbouwbedrijven, in 2020 nog 53.000. De aardappelopbrengst bedroeg in 1934 gemiddeld zo’n 18,5 ton/ha, in 2020 was dat bijna 43 ton/ha.

Vooruitgang

Moet je dit nu als vooruitgang zien? Ik ben geneigd om ja te zeggen. Natuurlijk zitten er nadelen aan het huidige productiesysteem en is het in meerdere opzichten ook niet vol te houden. Maar ik verlang absoluut niet terug naar het verleden, naar de landbouw uit de tijd van mijn vaders jeugd. Dat was allemaal niet zo mooi en romantisch als mensen soms willen geloven. En een belangrijke les is dat de ontwikkelingen in de landbouw niet losstaan van maatschappelijke ontwikkelingen. De toenemende welvaart, technologische ontwikkeling, verandering van eetpatronen, de opkomst van supermarkten en de globalisering van ons voedselsysteem staan niet los van elkaar. Voor iedereen die uiterst kritisch is op het huidige landbouw-voedselsysteem en denkt dat het vroeger beter was: misschien verstandig om eens een generatie (of twee) terug te gaan in je familiegeschiedenis. En ik ben ook wel benieuwd hoe de volgende generatie zal terugkijken als Boerderij van de Toekomst inmiddels ook geschiedenis zal zijn.

Pieter de Wolf