Buiten reden veldrobots rond die onkruid wiedden. Binnen praatten boeren, wetenschappers en andere betrokken partijen over de onderwerpen verdienmodellen, circulaire bemesting, autonome voertuigen, agroforestry, gewasbescherming en data/techniek: tijdens de eerste editie van Future Farming & Food Experience werkten zij samen aan een plan voor een vitale landbouw.
Het moet anders in de landbouw, daar is iedereen het wel over eens. Maar een uitgekristalliseerde boerderij van de toekomst is er nog niet. Tijdens het openluchtfestival Future Farming & Food Experience gingen betrokken partijen met elkaar in gesprek over de landbouw van de toekomst. Een van de dialogen ging over data/techniek. Corné Kempenaar en Lisanne van Oosterhoud vertellen wat hen opviel aan de gesprekken.
Lisanne van Oosterhoud, projectmanager FME
FME is een vereniging die opkomt voor Nederlandse techbedrijven en leden helpt met ondernemen, onderzoeken, verbeteren en innoveren.
Het viel Lisanne tijdens de Future Farming & Food Experience op dat de gesprekken erg divers waren. “Het ging bijvoorbeeld over de mogelijkheden van data analyse, robotisering en arbeidsarm zaai- teelt- en oogstwerk. Ik heb ook wat kritische geluiden gehoord: sommige mensen vroegen zich af wat de rol van de boer in de toekomst blijft. Daarnaast gaven zij aan dat er technisch veel mogelijk is, maar dat er beter gekeken moet worden hoe de technieken slim kunnen worden ingezet. Deze moeten namelijk betaalbaar en goed hanteerbaar zijn op het land.”
Corné Kempenaar, projectleider Nationale Proeftuin Precisielandbouw en onderzoeker bij WUR
“Grotere bedrijven kunnen wat gemakkelijker investeren in nieuwe technieken dan kleinere bedrijven. Boeren kijken bijvoorbeeld qua robotisering nog vaak de kat uit de boom. Terecht, want lang niet alles is bewezen operationeel”, stelt Kempenaar.
“Inmiddels zijn er wel voldoende proof of principles dat robots en drones werken. Ze kunnen autonoom navigeren, planten met stress of onkruiden herkennen en bepaalde oogsthandelingen uitvoeren. Robots genereren daarnaast data die de boer vervolgens weer kan gebruiken voor zijn business. Omdat dit soort technieken en data pas na een paar jaar geld opleveren moet er goed naar het verdienmodel worden gekeken.” Van Oosterhoud: “Dat klopt, het is volgens mij belangrijk dat data analyse en de inzet van technieken schaalbaar zijn. Dan kan een boer klein beginnen en vervolgens uitbreiden.”
Volgens Kempenaar en Van Oosterhoud benoemden de deelnemers ook dat het op dit moment nog een probleem is dat er veel data op boerenbedrijven gemeten worden, maar er vaak nog geen eigenaar van is. Kempenaar: “We moeten gaan kijken hoe de boer baas kan worden over data die op zijn bedrijf gegenereerd worden. Dit is een must om de boerensector mee te krijgen in digital farming. Het is namelijk kennis die de boer op langere termijn kan verwaarden. Als een boer bijvoorbeeld kan aantonen met data dat hij een product levert dat kan voldoen aan de kwalificaties van ‘biologisch’ of ‘duurzaam’, is dat product direct meer waard. Het verhoogt ook de transparantie in de keten, tot aan de consument.”
Beiden zien nog andere stappen die gezet moeten worden om de boerderij van de toekomst te realiseren. “Natuurlijke systemen en technische systemen sluiten nog niet voldoende op elkaar aan,” zegt Van Oosterhoud. “Het zou al een hele stap vooruit zijn als er biologen bij techbedrijven werken. Een ecoloog kan bijvoorbeeld een rol spelen in het begeleiden van gewasmonitoring of uitleggen op welke manier robotica systemen zo effectief mogelijk onkruid kunnen verwijderen.” Kempenaar vult aan: “Agro-ecologische kennis en techniek moeten worden samengebracht. En de boer moet veel meer centraal worden gesteld in het ontwikkelen van oplossingen voor de uitdagingen waar zij of hij voor staat. Boeren willen werken aan oplossingen met perspectief.” “Om dat te bereiken moeten we laten zien dat het anders kan,” vult Van Oosterhoud aan. “Er zijn verschillende manieren om met onze voedselproductie om te gaan, waarbij we ook de verwerking en consumptie niet moeten vergeten. We moeten nog meer inzetten op een stukje educatie en communicatie en met elkaar zoeken naar hoe je de natuur echt centraal kunt stellen.”